Contact opnemen?071 542 61 52

Schennis van de eerbaarheid (artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht)

Schennis van de eerbaarheid, ook bekend als potlootventen, is strafbaar gesteld in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht en in dit artikel is bepaald dat: ,,met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft schennis van de eerbaarheid:

  • op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
  • op een andere dan onder 1° bedoelde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar;
  • op een niet openbare plaats, indien een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.”


Schennis plegen is een relatief licht feit en daarom is de ervaring dat er in de rechtspraktijk veelal lichtvaardig mee om wordt gegaan. Het vervelende is echter dat schennis, ondanks dat het een relatief licht feit betreft, wel een zedendelict is en ook op die manier in iemands justitiële documentatie belandt.Maar wanneer is er sprake van schennis? Wil er sprake zijn van schennis dan is het uitgangspunt dat er in ieder geval wordt gehandeld in strijd met de goede en openbare zeden (HR 13 juni 1972, NJ 1973, 297 en ECLI:NL:HR:2000:AA825). Een volgende vereiste is dat diegene die met de desbetreffende handeling wordt geconfronteerd in zijn eerbaarheid te zijn aangetast.

Belangrijk is wel om te beseffen dat het er niet om gaat dat diegene expliciet in zijn eerbaarheid wordt aangetast, maar het gaat erom dat de gemiddelde Nederlander door de desbetreffende handeling in zijn eer wordt aangetast, het gaat dus om een objectieve aantasting van de eerbaarheid (ECL:NL:HR:2013:2027).

Dan is de plaats waar de schennis plaatsvindt van belang en de wetgever heeft in het artikel een limitatieve opsomming gegeven. De eerste plaats betreft ‘ op of aan de openbare weg’ en dit spreekt redelijk voor zich. Van belang is wel om te weten dat indien de desbetreffende handeling vanaf de openbare weg te zien is, dit ook onder de reikwijdte van dit artikel kan vallen, denk dan bijvoorbeeld aan een balkon dat grenst aan de openbare weg.

Onder punt twee staat de andere plaats benoemd, denk dan bijvoorbeeld aan een basisschool en onder punt drie valt bijvoorbeeld de sauna. Het gaat daarbij om schennis waarbij een derde ‘daarbij zijns ondanks tegenwoordig is’. Dit betekent kort gezegd dat iemand tegen zijn wil in wordt geconfronteerd met diegene die op dat moment schennis pleegt (ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9470).

Het volgende vereiste is dat er alleen sprake is van schennis indien dit opzettelijk gebeurd. Indien u zich op een plek begeeft waarin u er vanuit mocht gaan dat niemand u kon zien dan zult u niet worden veroordeeld voor schennispleging en u kunt dan bijvoorbeeld denken aan een paskamer.

Welke straffen worden er opgelegd?
Artikel 239 Sr kent een wettelijk strafmaximum van drie maanden en hieruit blijk al dat het om een licht zedenfeit gaat. In de rechtspraktijk worden er vrijwel de meeste gevallen geldboetes of taakstraffen opgelegd. Maar let op, indien u wordt veroordeeld dat staat dit feit wel in uw documentatie en dit kan in sommige gevallen leiden tot problemen met bijvoorbeeld de afgifte van een VOG.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Robert van der Laan of iemand anders uit het strafrechtteam. Onze zedenspecialisten werken landelijk.

Het kantoor is in noodgevallen ook buiten kantooruren en in het weekend te bereiken.

Als u geheel vrijblijvend advies wilt over uw zaak, neem dan contact met ons op.

  • Home
  • Over ons
  • Rechtsgebieden
  • Onze mensen
  • Nieuws
  • Contact
  • Zaak aanmelden
  • Neem contact met ons op

    Vul onderstaand formulier in of bel direct naar 071 542 61 52!