Hoe beoordeelt een rechter een zedenzaak?
Zedenzaken zijn vaak ingewikkeld en emotioneel beladen. Ze roepen veel vragen op: hoe komt een rechter tot een oordeel als er vaak weinig fysiek bewijs is en verklaringen tegenstrijdig kunnen zijn? Hier kijken we naar hoe rechters te werk gaan bij het beoordelen van dit soort zaken.
Bewijs en ondersteunend materiaal
Een van de grootste uitdagingen in zedenzaken is dat er vaak slechts twee verklaringen tegenover elkaar staan: die van de aangever en die van de verdachte. Getuigen zijn er meestal niet, en een veroordeling kan niet enkel gebaseerd worden op de aangifte. Er moet altijd aanvullend bewijs zijn dat de verklaring van de aangever ondersteunt.
Dit ondersteunende bewijs kan verschillende vormen aannemen, zoals forensisch bewijs (bijvoorbeeld DNA-sporen), medische rapporten over verwondingen, getuigen die geschreeuw of paniek hebben waargenomen, of berichten die direct na het incident zijn verstuurd en waarin het slachtoffer zijn of haar ervaring deelt. In sommige gevallen kan zelfs het gedrag van de verdachte direct na het incident een rol spelen in de beoordeling.
Vrijwilligheid in de nieuwe zedenwetgeving
Met de invoering van de nieuwe Wet seksuele misdrijven, die op 1 juli 2024 in werking treedt, wordt de strafrechtelijke bescherming van slachtoffers van seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag versterkt. De wet introduceert een duidelijke norm: seks hoort altijd vrijwillig en gelijkwaardig te zijn. Dit betekent dat het niet langer noodzakelijk is om dwang of geweld te bewijzen voor een veroordeling van verkrachting of aanranding. In plaats daarvan is iemand strafbaar als diegene seksueel contact doorzet, terwijl er duidelijke signalen zijn dat de ander geen seks wil.
Duidelijke signalen van een ontbrekende wil zijn bijvoorbeeld expliciet verbaal of fysiek afhoudend gedrag, maar kunnen ook bestaan uit non-verbale signalen of een passieve opstelling, zoals het uit angst bevriezen van het lichaam. Dwang blijft wel een strafverzwarende factor, maar is niet langer een vereiste voor een veroordeling. Degene die seksueel contact initieert, moet alert zijn of de ander instemt. Als dit niet duidelijk is, moet expliciet worden nagegaan hoe de ander erin staat.
Online en offline misbruik
De nieuwe wet speelt ook in op de toegenomen digitalisering. Seksueel grensoverschrijdend gedrag is niet langer alleen een fysiek delict, maar wordt ook in de online omgeving expliciet strafbaar gesteld. Zo wordt ‘sexchatting’ strafbaar, wat inhoudt dat het seksueel benaderen van kinderen onder de 16 jaar of kinderen van 16 en 17 jaar in een kwetsbare positie niet langer onbestraft blijft. Dit kan zelfs al in de fase voordat er daadwerkelijk seksueel misbruik plaatsvindt, waardoor eerder kan worden opgetreden.
Ook seksuele intimidatie, zowel op straat als online, wordt strafbaar. Dit betekent dat seksueel intimiderend gedrag in het openbaar en op sociale media aangepakt kan worden. Het doel hiervan is om een norm te stellen en te voorkomen dat mensen – vaak vrouwen en kinderen – zich onveilig voelen in de openbare ruimte en op digitale platforms.
De vraag naar instemming en ondersteunend bewijs
In veel gevallen erkent de verdachte dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden, maar stelt hij of zij dat dit vrijwillig was. Dan komt de vraag: hoe stel je vast of er sprake was van vrijwillige instemming? Rechters kijken hierbij naar signalen die kunnen duiden op tegenzin van het slachtoffer, zoals verbaal protest (zoals “nee” zeggen of huilen), fysiek verzet (zoals wegduwen of schreeuwen) of andere gedragingen die wijzen op angst of paniek. Ook verklaringen van derden die een slachtoffer overstuur hebben gezien, kunnen een belangrijke rol spelen.
Het tijdsverloop en de betrouwbaarheid van verklaringen
Soms worden aangiftes pas jaren later gedaan, bijvoorbeeld in gevallen van incest of seksueel misbruik binnen familieverbanden. Dit betekent niet automatisch dat de aangifte minder betrouwbaar is. Slachtoffers van seksueel geweld kunnen jarenlang zwijgen uit schaamte, angst of trauma. Tegelijkertijd maakt een lange tijdsperiode het moeilijker om fysiek bewijs te vinden en wordt de beoordeling van de geloofwaardigheid van verklaringen nog belangrijker.
Hogere straffen en verjaring
Met de nieuwe wet worden ook de straffen voor een aantal seksuele misdrijven verhoogd. Zo kan verkrachting van een kind onder de 12 jaar nu bestraft worden met maximaal 15 jaar gevangenisstraf. Voor kinderen tussen de 12 en 16 jaar geldt een maximumstraf van 12 jaar. Daarnaast wordt kinderpornografie zwaarder bestraft, met een verhoogd strafmaximum van 6 jaar.
Een belangrijke wijziging is dat verkrachting niet meer kan verjaren. Slachtoffers krijgen hierdoor de mogelijkheid om zelf te bepalen wanneer zij aangifte doen, zonder angst dat de zaak door tijdsverloop niet meer vervolgd kan worden.
Besluitvorming door de meervoudige kamer
Vanwege de complexiteit en de grote impact van zedenzaken worden deze meestal door een meervoudige kamer behandeld, waarin drie rechters gezamenlijk tot een oordeel komen. Dit zorgt ervoor dat verschillende perspectieven worden meegenomen en er een zorgvuldige afweging wordt gemaakt. Het is vaak een intensief proces, waarbij rechters in de raadkamer lange discussies voeren over de bewijslast en de interpretatie van verklaringen en feiten.
Conclusie
Zedenzaken zijn juridisch complex en emotioneel zwaar. Rechters moeten zorgvuldig afwegen of er voldoende overtuigend bewijs is om tot een veroordeling te komen. De recente wijzigingen in de wetgeving leggen de nadruk op vrijwilligheid en pakken zowel offline als online seksueel misbruik strenger aan. Hierbij wordt rekening gehouden met verklaringen, ondersteunend bewijs en de context van de zaak. Zowel het belang van het slachtoffer als het recht op een eerlijke behandeling van de verdachte spelen een cruciale rol in deze afweging. Dit maakt zedenzaken tot een van de meest uitdagende onderdelen van het strafrecht.